Pocheren


Bij pocheren wordt vis gegaard in vocht dat tot net onder het kookpunt verhit wordt. Koken gaat vaak net te hard voor het tere visvlees. Door pocheren blijft de smaak beter behouden en omdat het kookvocht nauwelijks beweegt, valt de vis minder snel uit elkaar.

Pocheren kan in zout water, in bouillon of in een combinatie van water of bouillon en wijn. Meestal wordt visbouillon gebruikt, maar groentebouillon of kruidenbouillon kan ook. Bij pocheren wordt geen vet gebruikt en is dus een gezonde en slanke bereidingswijze. De bereidingstijd is afhankelijk van de dikte. Een dunne visfilet is in ongeveer 5 minuten gaar, een dikke moot vis of een hele vis als forel heeft 10 minuten nodig. Na het pocheren kan het vocht worden gebruikt als basis voor een saus of soep.


Basisrecept pocheren

  1. Breng voor pocheren in een lage pan een vloeistof (bouillon of wijn) met eventuele kruiden tegen de kook aan. De vis moet ruim onder het vocht komen te staan. Leg de schoongemaakte vis met een schuimspaan voorzichtig in de pan.
  2. Pocheer de vis ca. 6-8 minuten per 2 cm dikte en neem de visfilets met een schuimspaan weer uit het vocht.